Professioneel handelen is niet hetzelfde als ondernemend handelen.

Professioneel handelen kent ondernemende aspecten, maar kent een andere gerichtheid dan ondernemerschap. Evelien Tonkens stelt dat professionals dienen te voldoen aan heldere professionele eisen. Deze eisen worden door management echter vaak vertaald in prestatiecriteria die onvoldoende recht doen aan de discretionaire context van de professionele werkelijkheid.  Hoewel een professional in principe standaardhandelingen uitvoert, kan zij/hij nooit als standaard beschouwen en behandelen.  Het vraagstuk is simpel: als professionals de managementlogica volgen schieten ze tekort jegens de cliënt. Management en cliënt trekken hard aan de professional, maar in tegenovergestelde richting. Dit leidt tot een akelige spagaat.
 
professioneel handelen

Resultaatgericht werken is gericht op het vergroten van autonomie en ruimte.

Het inzichtelijk maken van prestaties is dan ook niet zozeer gericht op vormen van outputsturing, maar professionals te laten zien welke bijdrage wordt geleverd aan het probleem van de cliënt. Juist professionals moeten in staat zijn met management, de collega’s en de cliënten een dialoog te voeren over de eigen bijdrage. Er wordt uitgegaan van professionele vormen van zelfregulering waarbinnen de bereidheid de verantwoordelijkheid voor het het eigen handelen centraal staat.

Professionals hebben daarbij te maken met een andere positie van cliënten. Die leidt onder meer tot een toename van assertiever gedrag, versterking van de autonomie van de cliënt en behoefte aan een zoveel mogelijk maatgerichte zorg. Het perspectief van professionals vormt de basis voor de ordening van de organisatie. Het management zorgt voor een werkomgeving waarin vanuit gemeenschappelijke normen en waarden wordt gewerkt. Vertrekpunt is een sterk gemeenschappelijk belang.

Het minimum-interventieprincipe

Daarom is naast een bedrijfskundige (instrumentele) benadering van veranderprocessen ook een op ontwikkeling van professionals gerichte benadering gewenst. In termen van sturing en implementatie vergt het voorgaande het zogenaamde minimum-interventieprincipe. De kern ervan is dat zoveel mogelijk beslissingsbevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie worden gelegd.

Op het niveau van basiseenheden (professionals, teams, afdelingen) kan men het beste de zorgcontext van de cliënt en belangen van verschillende stakeholders (mantelzorg, huisarts etc.) overzien. Juist op dit niveau kan een betere afweging gemaakt worden tussen de inzet van middelen (mensen), de te hanteren planning en de kosten.

Meer zelfstandigheid voor professionals

Door de verantwoordelijkheid bij professionals te leggen kunnen rondom de werkprocessen (ketens) organisatievormen ontstaan die de grenzen van de eigen organisatie te overstijgen.  Doordat informatie beschikbaar is kunnen professionals zelfstandig komen tot: verdeling van (gemeenschappelijke) middelen, verantwoording van eigen middelen, in beeld brengen effectiviteit en doelmatigheid en uitwerking van operationele plannen.

Voor cliënten worden ervaringen steeds belangrijker bij hun waardering van zorgaanbieders: bejegening, geen wachttijden, duidelijke informatie etc. Ervaringen worden vooral gewaardeerd als sprake van een authentieke (identiteitsgebonden) dienstverlening. De beoordelingen van cliënten worden goeddeels bepaald door eigen ervaringen. Vanuit die dominate(re) positie van cliënten vindt een verschuiving plaats van organisaties naar organiseren. Daarbij horen versterking van de eigen regie van cliënten en versterking van zelforganisatie bij professionals, de inrichting van netwerkstructuren, toepassingsmogelijkheden van nieuwe technologie en het komen tot een nieuwe verdeling van kennis en vaardigheden

Steeds meer cliënten kiezen voor een eigen route (bijvoorbeeld in de vorm van zorgcoöperatie). Er is behoefte aan een duidelijke eigen regie. Dit heeft gevolgen voor de inrichting van de zorginfrastructuur en informatiehuishouding van bestaande zorgorganisaties. Daarnaast zullen nieuwe initiatieven ontstaan die inspelen op de specifieke behoefte van een groep cliënten.

 

Literatuur

Tonkens, E. (2004). Mondige burgers, getemde professionals. Marktwerking, vraagsturing en professionaliteit in de publieke sector. Utrecht: NIZW

Woldendorp, H. (2018). Toekomstbestendige zorgprofessionals en zorgorganisaties. De consequenties van platformtechnologie voor de ouderenzorg. Assen: Koninklijke Van Gorcum

Woldendorp, H. (2021). Technologische en sociale innovatie in de ouderenzorg. De impact van COVID-19. Amsterdam: SWP