Ook in hoger beroep heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden werknemers in het gelijk gesteld omdat de werkgever zonder toestemming van de werknemers de pensioenregeling had veranderd.

De uitspraak is bijzonder goed en uitgebreid toegelicht en bevat veel aanknopingspunten voor werknemers en ondernemingsraden, immers (pensioenadviseurs van) werkgevers komen vaak met dezelfde kreten als “een marktconforme regeling, de pensioenregeling toekomstbestendig maken, onbetaalbaarheid, harmonisatie en het recht dat de werkgever heeft om de pensioenregeling eenzijdig te veranderen”.

 
pensioenregeling

Wat was er aan de hand

De pensioenregeling moest worden veranderd vanwege veranderde wetgeving en de (pensioenadviseur van de) werkgever stelde voor om meteen een aantal andere punten daarin mee te nemen.

Zo was de pensioenregeling premievrij voor werknemers die al voor 2003 in dienst waren en kende de pensioenregeling een hoge bijdrage voor werknemers die na 2003 in dienst waren gekomen. De werkgever wilde de eigen bijdrage voor deze groep medewerkers verlagen (van 10% naar 7% van de pensioengrondslag). Tevens miste de pensioentoezegging een goede regeling voor de nabestaanden.

De (pensioenadviseur van de) werkgever was van mening dat het zijn legitieme recht was om al deze zaken ook mee te nemen.

 

Werknemersbijdrage

Een deel van de werknemers die geen bijdrage verschuldigd waren wilden het invoeren van de eigen bijdrage ongedaan maken en stapte naar de rechter. Deze gaf hen ook in de eerste procedure  gelijk en op 16 februari 2021 volgde de uitspraak van het hoger beroep die dat gelijk bevestigde.

 

Argumenten werkgever

De (pensioenadviseur van de) werkgever was van mening dat de werkgever de pensioenregeling eenzijdig mocht wijzigen. Argumenten hiervoor zoals “de ondernemingsraad had ook ingestemd, de bijdrage voor de werknemers stelt niet veel voor, vanwege wetswijziging moet er nou eenmaal worden aangepast, het verschil in eigen bijdrage tussen werknemers die indienst waren voor 2003 en hierna is wel erg groot dus moet er geharmoniseerd worden vanwege onrust tussen werknemers, de pensioenregeling moet toekomstbestendig worden etc, etc werden door de rechter behandeld en op (on) juistheid beoordeeld. De werkgever glijdt nogal eens uit als er voor de wijzigingen toestemming door de OR is verleend en de wekgever denkt dan vaak oprecht dat het daarmee juridisch dichtgetimmerd zit en sluitend is.

 

Terecht keek de rechter eerst naar de vraag of de werkgever zonder instemming van de werknemers de pensioenregeling wel mocht veranderen.

Dit is mogelijk als dit overeengekomen is met de werknemers en de werkgever kan aantonen dat het veranderen zonder instemming dermate belangrijk voor de onderneming is dat het belang van de werknemers hieraan ondergeschikt is (zogenaamd “zwaarwichtig belang”).

De werkgever kon of wilde niet aantonen dat de continuïteit van de onderneming in gevaar zou komen als deze eigen bijdrage niet zou worden doorgevoerd. Tevens had de werkgever eerder aan de medewerkers aangegeven dat er slechts sprake zou gaan worden van een geringe eigen bijdrage.

 

De werkgever mocht dus niet zonder toestemming van de werknemers veranderen.

 

Hierna wilde de werkgever de hele verandering terugdraaien. Dus zowel de voorwaarden van de nieuwe regeling als de lagere bijdrage voor de overige werknemers.

 

Ook hierin ging het Hof niet mee.

 

De pensioenregeling moest immers worden aangepast vanwege veranderde wetgeving (en zonder aanpassingen zou de pensioenregeling niet fiscaal toegelaten zijn en een goed werkgever zorgt voor een pensioenregeling die wel toegestaan is) en zodoende behoeven werknemers die een premievrij pensioen hadden nu ook geen eigen bijdrage te betalen, werknemers die de nieuwe regeling hebben geaccepteerd houden hun verlaagde bijdrage en de pensioenregeling is verder correct aangepast aan de wettelijke voorschriften.

 

Conclusie

Ondernemingsraden kijken naar het belang van de onderneming en de medewerkers. Het is goed uit te leggen dat de OR heeft ingestemd met de voorgestelde veranderingen.

De argumenten die worden aangevoerd door (de pensioenadviseurs van) werkgevers zijn vaak dezelfde, klinken heel redelijk, maar zijn dit vaak niet. Uiteindelijk is de wens om de pensioenregeling te versoberen en het gaat ten koste van het uitgestelde inkomen van werknemers.

Als de continuïteit van de onderneming in gevaar komt zal de OR best instemmen met versobering, maar dit moet dan wel duidelijk aangetoond worden. De loze kreet dat “pensioen onbetaalbaar wordt” moet wel toegelicht worden anders verliest het zijn kracht in procedures.

Meestal gaat het vooral om het aandeelhoudersbelang en waarom zou je als werknemer loon inleveren voor meer winst?