onvoorwaardelijke indexatieOp 21 april 2023 deed de HR een uitspraak (zie: ECLI:NL:HR:2023:661) waarin (onder meer) werd uitgelegd dat een in het verleden afgesproken onvoorwaardelijke indexatie (toeslagverlening) niet altijd onvoorwaardelijk zijn. Het betreft hier indexaties over al opgebouwde pensioenen van actieve werknemers die nog werkzaam zijn bij de werkgever.

De werkgever kan onder omstandigheden de afgesproken onvoorwaardelijk overeengekomen indexaties toch wijzigen.

 

De werkgever kan dan een beroep doen op een wetsartikel (artikel 19 Pensioenwet) waarin staat dat: “Een werkgever kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de werknemer wijzigen indien de bevoegdheid daartoe schriftelijk in de pensioenovereenkomst is opgenomen en er tevens sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

 

Eenzijdig wijzigingsbeding in pensioenregeling

Juridisch betekent dit dat er ten eerste een bepaling in de pensioenregeling (dat noem je een eenzijdig wijzigingsbeding) moet zijn opgenomen dat de werkgever de bevoegdheid geeft de pensioenovereenkomst te wijzigen. Pas als deze bepaling in de pensioenovereenkomst is opgenomen, dan kan de werkgever een beroep op doen. Is er niet een dergelijke bepaling opgenomen, dan kan de werkgever dat niet.

 

Eenzijdig wijzigen is uiteraard niet de bedoeling geweest van de destijds gemaakte afspraken over pensioenen en indexaties van pensioenen.

Belangenbehartigers van werknemers doen er goed aan om te overwegen om 1) de gemaakte pensioenovereenkomst te checken of hierin ook is opgenomen dat de werkgever eenzijdig mag wijzigen en zo ja, 2) wellicht bespreekbaar te maken bij de werkgever om dit artikel uit de overeenkomst te halen of te wijzigen. Het was immers bij het maken van de overeenkomst helemaal niet de bedoeling dat er eenzijdig gewijzigd kan gaan worden en dan kan zo’n artikel, naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad, ook vervallen.

Indexaties van pensioenen

De casus leek simpel: werkgever en ondernemingsraad hebben de pensioenregeling jaren geleden gewijzigd en onderdeel van de nieuwe overeenkomst was dat de (huidige) werknemers hun recht op onvoorwaardelijke indexaties van de tot het moment van wijziging opgebouwde pensioenen zouden behouden, zolang zijn in dienst zouden blijven van de werkgever

Onvoorwaardelijk betekent dat wat er ook gebeurt de overeenkomst (indexaties) ook wordt nagekomen. Er is niet voor gekozen om de indexaties voorwaardelijk te maken (bijvoorbeeld afhankelijk van winsttoekenning door de pensioenuitvoerder of beleggingswinst).

Hof

Het Hof bevestigde in hoger beroep wel het gelijk van de werknemers en oordeelde dat een eenmaal opgebouwd pensioenrecht ook niet gewijzigd mag worden (PW Art 20) en onvoorwaardelijke indexaties maken deel uit van de pensioenregeling (Art 1).

Hoge Raad

De Hoge Raad ziet dit nu anders en gaat er vanuit dat deze indexaties geen deel uitmaken van de opgebouwde aanspraken maar nog op te bouwen pensioenaanspraken zijn. Aanspraken op pensioen die in de toekomst liggen kunnen ook veranderd worden.

Ook is aan deze onvoorwaardelijkheid een voorwaarde verbonden, namelijk dat de werknemer wel in dienst moet blijven.

De Hoge Raad stelt dat een onvoorwaardelijk recht gefinancierd/betaald moet zijn en hiervan is bij deze onvoorwaardelijke indexaties nog geen sprake geweest, waardoor deze volgens de Hoge Raad voorwaardelijk zijn geworden en dus gewijzigd mogen worden.

Eenzijdige wijziging van een pensioenregeling

Als dit in een overeenkomst is opgenomen heeft een werkgever de mogelijkheid om zonder instemming van werknemers een pensioenregeling te wijzigen. Dit moet zijn opgenomen in de overeenkomst en de werkgever moet aantonen dat het collectieve belang voorrang heeft op het individuele belang (van de werknemers).

Als belang heeft de werkgever aangegeven dat de kosten voor de indexaties zeer volatiel zijn en de pensioenregeling marktconform is.

De Hoge Raad gaat hierin mee en omdat de pensioenopbouw tot wijzigingsdatum niet is veranderd, er geen verplichtingen in de toekomst liggen (deze zijn immers voorwaardelijk) mag gewijzigd worden.

 

Wat leren we en nog belangrijker wat kunnen we ermee?

In eerste instantie speelt het gevoel van rechtsonzekerheid na het lezen van de uitspraak.

 

Overeengekomen onvoorwaardelijkheid is toch onvoorwaardelijk, dus niet afhankelijk van omstandigheden zoals een winstdeling? En eenzijdig wijzigen was immers niet de bedoeling bij de totstandkoming van de afspraak om de pensioenregeling te wijzigen. Een afspraak wijzigen kan natuurlijk altijd als je het eens bent met elkaar. Als er sprake is van een verplichte cao of verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds is hiervan geen sprake.

Tip:

Als werkgever nog niet heeft aangegeven gebruik te willen maken van deze uitspraak (ofwel eenzijdig wijzigen van de afspraken) adviseren wij (adviseurs van) werknemersvertegenwoordigers om 1) te bespreken wat de specifieke situatie is en 2) ervoor te opteren om voordat de werkgever er onverhoopt mee komt voor te leggen aan werkgever om de mogelijkheid in dit geval een beroep te doen op een eenzijdig wijzigingsbeding te schrappen. Je weet immers nooit wat de toekomst brengt en met welke nieuwe stakeholders je te maken krijgt.