Opnieuw: gemiddelde pensioenpremie en gewenst pensioenniveau
De hoogte van het pensioen is uiteindelijk in belangrijke mate afhankelijk van de hoogte van de pensioenpremies, de behaalde rendementen en de (jaarlijkse) marktrente na pensioeningang.
Beperken wij ons tot de pensioenregelingen die zijn ondergebracht bij een verzekeraar of premiepensioeninstelling (PPI), dan is van deze genoemde factoren de marktrente de grootste onbekende, zeker als je nog veel jaren hebt tot je pensionering. Over de behaalde rendementen kunnen we ook kort zijn: deze zijn afhankelijk van je eigen risicobereidheid en de keuze van het life-cycle-beleggingsfonds. Maar de rendementen kunnen nog zo hoog zijn, als de jaarlijkse premieinleg mager is, dan is er een grote kans dat ook het uiteindelijke pensioen mager zal zijn.
We schreven al eerder dat wij het verontrustend vinden dat veel pensioenadviseurs (in ieder geval die wij tegenkomen) een lage vlakke premie hanteren voor de nieuwe pensioenregeling die onder de Wet toekomst pensioenen (Wtp) valt. Dit wordt dan verdedigd met de opmerking dat “dit de markt is”.
De markt van pensioenregelingen
Pensioenen die worden geregeld tussen werkgever en werknemers (tweede pijler) zijn of verplicht voorgeschreven middels een Cao, vaak met een verplichte pensioenregeling, of worden tussen werkgever en werknemers overeengekomen, soms via een ondernemingsraad, soms direct.
De meeste pensioenregelingen met Cao worden uitgevoerd door een pensioenfonds en een meerderheid van ongeveer 80% van alle deelnemers bouwt dan ook het pensioen op bij een pensioenfonds, veelal een solidaire premieregeling (SPR). Een minderheid van ca. 20% van alle werknemers bouwt dus hun pensioen op bij wat veel pensioenadviseurs “de vrije markt” noemen. Deze pensioenregelingen zijn ondergebracht bij verzekeraars en PPI’s en zijn bijna altijd flexibele premieregelingen (FPR).
Wat blijkt, het niveau van pensioenpremies is in de zogenoemde vrije markt veel lager dan de premies die worden betaald aan pensioenfondsen; tussen de 10% en 15% versus ca. 20% tot 25%. De gemiddelde bijdrage van de deelnemers is vergelijkbaar ca. 1/3 van de pensioenpremie.
Aangezien we geen grote verschillen hoeven te verwachten tussen de beleggingsrendementen en aankooptarieven voor de verschillende soorten premieregelingen, maar wel in de hoogte van de pensioenpremies, zullen de verwachte pensioenuitkeringen bij verzekeraars en PPI’s waarschijnlijk flink lager zijn dan bij pensioenfondsen.
Het is ‘opmerkelijk’ dat als je een vergelijking gaat maken tussen pensioenpremies in Nederland om een gemiddelde te bepalen, dat je de grootste groep (deelnemers die pensioen opbouwen bij een pensioenfonds) hiervan uitsluit.
Zowel werkgevers als werknemers worden hierdoor op het verkeerde been gezet. De meeste werknemers gaan er immers vanuit dat hun werkgever het pensioen goed geregeld heeft en als die werkgever geïnformeerd wordt dat hun pensioenpremie zich positief verhoudt tot de markt, dan zal deze ook vinden het netjes geregeld te hebben.
Formuleer altijd een pensioenambitie
Van belang bij de bepaling van de hoogte van de pensioenpremie is de vraag: wat willen we bereiken met onze pensioenen? Wat is onze ambitie voor de hoogte van het te verwachten pensioeninkomen (vervangingsratio) en welke teruggang van inkomen vinden we acceptabel voor de nabestaanden als een medewerker komt te overlijden? Hier hoort dan een premie bij en laten we (werkgever en medewerkers samen) kijken hoe we hierbij in de buurt kunnen komen. Over beide vragen schreven we eerder al notities, zie [1] en [2].
Basis en zelf aanvullen (?)
Het klinkt heerlijk liberaal dat de werkgever een minimum pensioenpremie betaalt en dat werknemers zelf, als zij dit willen én zij zich dit kunnen en willen veroorloven, extra mogen betalen aan hun pensioen. De praktijk leert echter dat maar een hele kleine groep werknemers extra stortingen doet in het pensioen. Ondanks een vaak zeer laag pensioenniveau (gemiddelde pensioenuitkering bedraagt ongeveer € 850 en de Aow voor een gehuwde bedraagt ca. € 1.100.
Er is voldoende onderzoek gedaan waarom mensen niet zo goed voor de (zeer) lange termijn geld opzij zetten. Zo vinden velen het onder andere nogal ingewikkeld om te gaan sparen voor over 30-40-50 jaar; die lange termijn is moeilijk te overzien. En dit gaat natuurlijk ook niet opeens veranderen bij de overstap naar een nieuwe pensioenregeling.
Ook een vrije keuze voor een pensioenuitvoerder horen wij regelmatig gepresenteerd worden door de pensioenadviseur als wondermiddel voor een hoger pensioen. De keuze wie het beste de pensioenregeling kan uitvoeren is vooralsnog niet simpel. Immers alle uitvoerders hebben plussen en minnen en verschillende professionals adviseren verschillende uitvoerders en dit wisselt ook nogal eens. En als zelfs professionals nog wel eens wisselen kun je niet verwachten dat individuen een betere keuze maken, hoewel er natuurlijk ook hier uitzonderingen zijn. Uiteraard scheelt het wel in bijvoorbeeld advieskosten voor zowel de werkgevers als de werknemers als er sprake is van een collectieve pensioenregeling: minder advieskosten en zal de kans vergroten op een hoger netto rendement. En als je als veel werkgever veel keuzemogelijkheden aanbiedt, zal je er ook voor moeten zorgen dat de keuzes worden toegelicht. Er is immers een zorgplicht!
Teveel liberale of zelfs libertijnse wensen leiden volgens ons niet automatisch tot een hoger mogelijke pensioenniveau; wij zijn dan ook voorstander van collectief en een pensioen dat past bij de werkgever. Maar dan wel op een niveau dat mogelijke pensioenarmoede kan voorkomen.
Rijswijk, september 2025
Gerard van der Toolen
Léon Zijlmans AAG
[1] https://www.multiraedt.nl/2025/07/17/welk-pensioen-willen-we-eigenlijk-bereiken-met-onze-pensioenregeling/
[2] https://www.multiraedt.nl/2025/01/20/welke-daling-van-het-inkomen-voor-de-achterblijvende-partner-na-overlijden-van-een-werknemer-is-acceptabel/