Is een verlaging van het gemaximeerde pensioengevend salaris een probleem?
Verschillende politieke partijen hadden in hun verkiezingsprogramma opgenomen om het maximale salaris waarover pensioen mag worden opgebouwd te verlagen. De vraag rijst of verlaging van het maximale pensioengevend salaris echt een groot probleem is en of dit de gewenste besparing gaat opleveren. In onderstaande notitie gaan wij hierop in.
Het maximale pensioengevend salaris
Tot 2015 mocht over het volledige salaris belastingvrij pensioen worden opgebouwd. Belastingvrij omdat over de premie en de waarde van het pensioen geen belasting betaald hoeft te worden; de pensioenuitkeringen zelf zijn wel belast.
In 2015 werd het maximale pensioengevend salaris gemaximeerd op € 100.000; door een jaarlijkse indexatie is dit inmiddels € 137.800. Dit werd al in 2024 bereikt en is in 2025 ongewijzigd gebleven. Wil je toch pensioen opbouwen over het meerdere salaris, dan moet je eerst belasting betalen en betaal je de premie dus vanuit je netto (meerdere) salaris. Vandaar de naam ‘netto pensioen’.
Over het algemeen zal de aftopping van het maximum een doorrekenkwestie van politieke partijen zijn geweest en niet zozeer filosofisch gedreven. Immers, het CPB rekent alle plannen door en vanwege verschillende kostbare uitgaven moet er ook ergens bespaard worden. De plaatjes moeten kloppen(d gemaakt worden). Overigens door de bevriezing van het maximum pensioengevende salaris in 2025 mag gesteld worden dat er al bezuinigd wordt op de pensioenen.
De sociale partners hebben laten weten het (vooralsnog) niet eens te zijn met aanpassing van de afspraken die in het Pensioenakkoord zijn gemaakt; bevriezing of verlaging van het maximum pensioengevend salaris was hier geen onderwerp in. Een (verdere) verlaging zal dus wat hen betreft niet zonder slag of stoot gaan plaatsvinden.
Maar wat als het maximum toch wordt aangepast?
De meeste pensioenen zijn lang niet maximaal en het pensioeninkomen van veel gepensioneerden is (veel) lager dan verwacht. Een deel van de besparing voor de werkgever kan worden gebruikt om tekorten van de verwachtingen te verbeteren.
Over het achterblijven van de pensioenverwachtingen schreven wij eerder deze notitie.
De premies die worden uitgegeven bij pensioenregelingen ondergebracht bij een verzekeraar of PPI liggen tussen de 10 en 15% (de leeftijdsafhankelijke premiestaffels komen ingeval van eerbiedigende werking bij deze gemiddelden in de buurt). Pensioenregelingen overeengekomen in Cao’s en ondergebracht bij pensioenfondsen zijn gemiddeld beter en daar ligt de premie tussen de 20 en 25%.
Nog steeds ver onder het maximum van 30%. Het percentage dat mikt op 75% middelloonpensioen na 40 dienstjaren met kans op verhogingen/indexaties.
Ons vak is wat dit betreft nogal makkelijk: stop je minder premie in de pensioenpot is de kans groot dat het uiteindelijke pensioen ook lager is.
Als een werkgever een bepaalt budget voor ogen heeft kan dit dus in de regel prima worden gebruikt om pensioenen voor alle werknemers te verbeteren.
| Voorbeeld 1
Stel: het premiepercentage is 20% en totale som van de pensioengrondslagen (salaris -/- franchise) bedraagt € 490.000. De premie bedraagt dan € 98.000 per jaar. Het salaris wordt voortaan gemaximeerd op € 75.000 en de franchise bedraagt € 19.000. 8 medewerkers verdienen minder dan dit maximum (gemiddeld salaris € 60.000) en 2 medewerkers verdienen meer (gemiddeld € 100.000). 2 medewerkers mogen voortaan over € 25.000 geen pensioen meer opbouwen en dit is dus voor de werkgever een besparing van € 5.000 premie per persoon. Deze € 10.000 kan gebruikt worden om de premie voor alle medewerkers te verhogen tot 22,3%. Nog steeds ruim onder het maximumpercentage van 30% maar wel een stap naar een verwacht beter pensioen voor 8 van de 10 medewerkers. De 2 ‘meerverdieners’ gaan er in de verplichte regeling op achteruit, maar wel minder dan wanneer de werkgever de premiebesparing in ‘eigen zak’ zou steken. |
Er zijn vast slimmeriken die van mening zijn dat de premiebesparing moet toekomen aan hen die het nadeel hebben, maar hiervan kan gesteld worden dat, toen de franchise niet werd aangepast, het (relatieve) nadeel ook niet is berekend voor de medewerkers met de laagste salarissen. Overigens leeft deze laatste groep gemiddeld ook nog eens korter dan de meerverdieners.
| Voorbeeld 2
Indien de werkgever besluit om de premiebesparing uitsluitend aan te wenden voor compensatie, kunnen de meerverdienende medewerkers ‘hun’ € 5.000 achteruitgang aanwenden om hun premie op te trekken tot bijna 29%. |
Wij verwachten dat er bij een verlaging van het gemaximeerd pensioengevend salaris geen grote belastingbesparingen gerealiseerd zullen worden. Er is immers in heel veel pensioenregelingen voldoende ruimte om de eventueel kostenbesparing voor de werkgever vanwege de verlaagde aftopping te gebruiken als vrijwillige (en dus ook aftrekbare) extra bijdrage of als algehele verbetering van de pensioenregeling voor het deel tot het nieuwe salarismaximum. Een besparing voor de overheid hoeft namelijk niet automatisch te betekenen dat de werkgever hier een voordeel uit haalt.
Rijswijk, december 2025
Gerard van der Toolen
Léon Zijlmans AAG