Wat kunnen wij verwachten? Inflatie of deflatie?
Er is een belangrijk debat gaande tussen inflationisten en deflationisten. De eersten zijn ervan overtuigd dat de geldhoeveelheid sneller groeit dan de economie, hiermee prijsstijgingen veroorzakend en dus geldontwaarding, terwijl de deflationisten het tegenovergestelde beweren.

Inflationisten onder economen zijn zwaar in de meerderheid, aangezien maar zo´n 20% van de economen gelooft dat deflatie een probleem zal zijn voor de komende jaren. Hoe kan het zijn dat economen überhaubt van mening kunnen verschillen over een onderwerp waarover toch voldoende statistische gegevens voorhanden zijn en kennis bestaat over samenhangende marktmechanismes? En wat zijn de consequenties van beide opvattingen?

  • De argumenten van de inflationisten
    1. Het eerste argument dat wordt aangevoerd is eigenlijk geen argument, maar meer een overtuiging. Inflationisten zijn van mening dat deflatie zo´n gevaar voor de welvaart vormt, dat de beleidsbepalers bij de centrale banken en overheden er alles aan zullen doen en ook kunnen doen om deflatie te voorkomen.

      Het gevaar bestaat namelijk dat milde deflatie zoals die al vele jaren bestaat in Japan, omslaat in een deflationaire spiraal, waarbij lagere prijzen tot uitstel van consumptie leiden, hetgeen lagere productie betekent, vervolgens lagere lonen en nog lagere prijzen ect..

      Gevolg hiervan is een hardnekkige hoge werkloosheid en massale faillissementen. De instrumenten van de centrale banken (lage rente, open markt operaties en lagere reserve vereisten bij de banken) zouden afdoende effectief moeten zijn.

    2. Het tweede argument bestaat uit het statistische bewijs. Behalve een kortstondige deflatie in 2009 en de huidige deflatie in Ierland (Japan heeft al zolang last van deflatie dat er kennelijk sprake moet zijn van een typisch Japans probleem!?) lijkt de inflatie tegenwoordig alleen maar op te lopen. Het gaat in sommige landen zo hard ( UK en Brics) , dat er zelfs op de rem getrapt moet worden.
  • De argumenten van de deflationisten
    1. De deflationisten voeren de kredietcrisis van 2008 aan als bewijs dat de moderne wereld het punt van complete kredietverzadiging bereikt heeft. Sinds WO II is krediet als belangrijk onderdeel van de geldhoeveelheid gestaag gestegen.

      In de 10 jaren voorafgaand aan de crisis heeft een enorme acceleratie in kredietverstrekking plaatsgevonden, voornamelijk als gevolg van de boom/bust bestrijding van de centrale banken, waarbij elke recessie werd bestreden door aggressief de rente te verlagen om daarmee de kredieten en dus de consumptie te verhogen.

      Gevolg is de DotCom bubbel, huizenbubbel en nu de aandelen-grondstoffen bubbel naar het zich laat aanzien. Op het moment dat de hoogte van de kredieten de terugbetalingsmogelijkheden van de kredietafnemers te boven gaat, is er sprake van een onhoudbare situatie.

    2. Het statistische bewijs van de inflationisten zien de deflationisten als tijdelijk. De laatste crisisbestrijding heeft tot nu toe wereldwijd geleid tot een pakket van stimuleringsmaatregelen en garantieverstrekkingen ter waarde van 23 triljard, dat gezien een totale wereldeconomie van 55 triljard als buitensporig bestempeld kan worden.
      Zo heeft China het wegvallen van de vraag uit het westen opgevangen door stimuleringsmaatregelen te treffen die zelfs tweemaal zo groot waren als de Amerikaanse. Dat heeft geresulteerd in een infrastructuur en huizen bubble (65 miljoen leegstaande huizen) die de vraag naar grondstoffen tijdelijk omhoog gejaagd heeft.

    3. Een derde argument wordt gevonden in de afwezigheid van looninflatie, die normaalgesproken een belangrijke accelerator is binnen de totale inflatie. Dit komt door de hoge werkloosheid, de goedkope lonenlanden en de robotisering. (in 2020 zou de totale robotproductie de mondiale autoproductie moeten kunnen inhalen)
  • Enige observaties
    Het gehele kredietverleningsmechanisme is in 2008, door het wegvallen van het vertrouwen in de kredietwaardigheid van de private sector en daardoor die van de banken, tot stilstand gekomen.

    Deflatie en de grote depressie leken welhaast onafwendbaar. Dat verklaart ook de paniek en de extreme maatregelen. De huidige omstandigheden lijken de inflationisten gelijk te geven. Er is weer sprake van economische groei en inflatie.

    De deflationisten op hun beurt zien dat als tijdelijk en wijzen op onroerend goed bubbels in onder meer China, Canada en Australië (beide laatsten zijn grondstoffenleveranciers) en de onmogelijkheid om nog meer reddingsmaatregelen te nemen.

    De krediet-waardigheid van soevereine staten is al genoeg op de proef gesteld. Feit blijft dat voor het eerst sinds WO II het krediet in de private sector is afgenomen, en dat de effecten op de economische groei alleen gecompenseerd konden worden door een enorme toename van de staatsschulden.

    Noodzakelijke bezuinigingsmaatregelen van overheden, het leeglopen van onroerend goed bubbels, zeer hoge voedsel-en grondstoffenprijzen, een harde landing van de Chinese economie, het oplaaien van soevereine schuldencrisis, het oplopen van de rente, protectionisme ect. zijn een concrete gevaren die de economische groei kunnen bedreigen.

  • Consequenties voor Nederland
    Bij het uitbreken van de crisis bevond Nederland zich in een relatief gunstige positie. Lage staatschuld, hoge werkgelegenheid, goed gevulde pensioenpotten en sociale verzekeringskassen en een goede concurrentiepositie.

    Het redden van de veel te grote bankensector heeft hierop echter een stevige wissel getrokken. Gelukkig heeft Nederland kunnen profiteren van de (tijdelijke?) exportboom van Duitsland naar onder meer China.

    Recent onderzoek van de BIS (een overkoepelende centrale bank) heeft uitgewezen dat onder meer Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Denemarken tot de weinige landen behoren die bij tijdige maatregelen hun schuldenpositie controleerbaar kunnen houden.

    Grote landen als de VS en Japan en de zogenaamde PIIGS behoren daar niet toe en men vreest dat zonder grote afboekingen op staatsschulden er geen lange termijnoplossing meer mogelijk is.

  • Wie wint?
    Het is bekend dat inflatie één van de oplossingen is om van hoge schulden af te komen. Men betaalt schulden af met een geldeenheid die door de inflatie aan waarde heeft ingeboet.

    Dat verklaart ook de extreme maatregelen van hoge schuldenlanden als de VS en de UK, die simpelweg geld gedrukt hebben om deflatie tegen te gaan. De inflationisten ontlenen ook hun belangrijkste argument aan de mogelijkheid van staten om door middel van zogenaamd Quantitative Easing (de gelddrukpers) inflatie te creëren, of zelfs hyperinflatie. (Weimar republiek, Zimbabwe)

    Uiteindelijk echter beslist de markt, in het bijzonder de markt voor staatsobligaties, of overheden hiermee weg kunnen komen. Op het moment dat er getwijfeld wordt aan de mogelijkheden van staten tot terugbetaling, loopt de risikopremie in de rente op.

    Binnen Europa bestaan hiervan al enkele voorbeelden. Gezien het hiervoor genoemde rapport van de onafhankelijke BIS is het een wonder dat de rente in de VS nog niet verder is opgelopen.

    De grote vraag is of het fragiele economische herstel zonder verdere staatssteun blijvend is en zo niet, of de markt deze eventuele continuering van overheidsingrijpen gedogen zal.

    Alsmede gezien de hierboven genoemde gevaren kan een positief antwoord niet zonder meer gegeven worden en daarmee is de strijd tussen inflationisten en deflationisten dan ook nog niet definitief beslist. Deflatie ligt op de loer!