Nog niet zo lang geleden was het ondenkbaar dat staatsschulden een bedreiging zouden kunnen vormen voor de groei van de wereldeconomie.

Ontwikkelde landen hebben namelijk allerlei interne en externe afspraken gemaakt die het uit de hand lopen van staatsschulden zouden moeten voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan de begrenzing van het begrotingstekort van maximaal 3% volgens het Verdrag van Maastricht.

Dat dit toch gebeurd is, wordt voornamelijk toegeschreven aan de noodmaatregelen die getroffen moesten worden ter bestrijding van de gevolgen van de kredietcrisis. Inmiddels zijn de staatsschulden in een aantal landen zo opgelopen, dat de financiële markten zijn gaan twijfelen over de terugbetalingsmogelijkheden van die schulden.

In hoeverre zijn Griekenland, Ierland en Portugal geïsoleerde probleemlanden of is er veel meer aan de hand?

  1. Oorzaken
    Onder invloed van de economische theorieën van Keynes is het aan de overheid tekortkomingen van de private sector te compenseren door op de geëigende momenten stimuleringsmaatregelen te nemen.

    Idealiter zou de financiering daarvan moeten komen uit spaarpotjes, overgehouden uit de goede tijden. Daar komt in de praktijk meestal niets van terecht, voornamelijk vanwege de zogenaamde "democratische faillissement´s paradox", ontwikkeld door filosoof/geschiedkundige G. Lira.

    Volgens deze theorie is het democratische besluitvormingsproces niet coherent, dwz dat bij samenvoeging van verschillende bij meerderheid genomen beslissingen tegenstrijdigheden kunnen ontstaan.

    Het besluit om het begrotingstekort te verkleinen staat bijvoorbeeld haaks op het besluit de gezondheidszorg uit te breiden.

    Die fiscale incoherentie kan opgelost worden door compromissen te sluiten of de weg van de minste weerstand te kiezen door staatsschulden aan te gaan. Hierdoor worden echter begrotingen steeds moeilijker sluitend te maken, aangezien accumulerende schulden het besluitvormingsproces steeds verder belasten.

    Zo lang de kosten van schuldcreatie echter lager zijn dan de politieke, financiële, persoonlijke, sociale en emotionele kosten, gaat deze schuldenspiraal onverminderd door.

    Dit proces wordt nog eens versterkt door de zelfgenoegzaamheid van de markt, die de risico´s eenvoudigweg onderschat. Zou de markt namelijk vroegtijdig aan de bel trekken door de rente te verhogen, dan zou dat een behoorlijke rem betekenen op de schuldencreatie.

    Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de kredietbeoordelaars daarin een negatieve rol spelen door altijd achter de feiten aan te lopen.

    Het ontstaan van de kredietcrisis is voor een groot deel op hun konto te schrijven, aangezien zij nagelaten hebben de markt te waarschuwen voor de in omloop gebrachte frauduleuze financieringsproducten. (wellicht had de commissie die zij hieraan verdienden hier iets mee te maken)

  2. De lange termijn ontwikkeling van staatsschulden
    Een studie van de Bank of International Settlements (BIS) uit 2010 over de schuldensituatie van een twaalftal landen, waaronder Nederland, laat zien, dat bij ongewijzigd beleid, de schuldenpositie van deze landen de komende 10 jaar dramatisch zal verslechteren.

    Inmiddels hebben de betrokken landen maatregelen aangekondigd om daar verandering in te brengen.
    Echter uit de projecties van de BIS komt overduidelijk naar voren, dat zelfs met aanvullende draconische maatregelen zoals het verminderen van bestaande pensioenverplichtingen, alleen voor Oostenrijk, Duitsland en Nederland de ratio tussen schuld en BNP verbeterd wordt.

    Dit is des te beangstigender, aangezien de projecties gebaseerd zijn op een vriendelijk economisch groeiscenario, zonder recessies en met relatief lage rentepercentages.

    De overige landen blijven na 10 jaren zitten met onbeheersbare schulden die variëren tussen 150% en 300% van het BNP.

  3. De gevolgen van te hoge staatsschulden
    • De westerse wereld heeft jarenlang in de illusie geleefd dat er niet zoiets bestond als te hoge staatsschulden. Inmiddels weet men wel beter.

      Zo heeft een studie van Rogoff en Reinhart van de Harvard Universiteit aangetoond dat een staatsschuld van meer dan 90% van het BNP, leidt tot een vermindering van de economische groei van 1%. Er blijft dan kennelijk te weinig ruimte over op de kapitaalmarkt voor productieve private investeringen.

    • Een ander gevolg is het vertrouwensverlies dat zorgt voor oplopende rentepercentages door hogere risicopremies. De gevolgen daarvan laten zich raden.

      Japan betaalt op dit moment op haar 10-jarige staatsobligatie iets boven 1% rente. Zelfs bij deze lage rente wordt al 25% van de Japanse begroting besteedt aan rentebetalingen alleen. Tot nu toe kon Japan zijn obligaties thuis kwijt.

      Nu het grootste Japanse pensioenfonds deze week heeft verklaard, dat zij voortaan meer obligaties moet gaan verkopen dan kopen wegens toenemende uitbetalingen, zal de Japanse overheid steeds vaker een beroep moeten gaan doen op de internationale kapitaalmarkt.

      Dat zou zo maar eens een verdrievoudiging van de rentelasten op nieuwe staatsobligaties kunnen betekenen.

    • Men heeft de laatste 2 jaren kunnen zien dat overheden kiezen voor de zogenaamde nucleaire optie.

      Hiermee wordt het simpelweg drukken van geld mee bedoeld, waarmee getracht wordt de kredietcontractie in de private sector te compenseren en gelijktijdig de rentetarieven laag te houden door opkopen van staatsschulden.

      De geldhoeveelheid, die in omloop is in de economie, wordt daarmee normaal gesproken verhoogd. Het risico daarvan is dat de inflatie makkelijk uit de hand kan lopen.

    • Het minst gewenste gevolg kan een gedwongen herstructurering van de staatsschuld zijn, waarbij obligatiehouders een deel van hun vordering kwijtschelden.

      Dat is bij IJsland al gebeurd en bij Griekenland en Ierland voorlopig voorkomen door de oprichting van een Europees noodfonds en de hulp van het IMF. Daarmee zijn vooralsnog obligatiehouders, waaronder vele banken en pensioenfondsen, mee gered.

      Het zal van de onderlinge solidariteit van de lidstaten afhangen of hiermee een duurzame oplossing bereikt is.

  4. Het eindspel
    Gonzalo Lira komt in zijn filosofisch getinte betoog tot twee conclusies: In de eerste plaats handelen democratieën altijd op een fiscaal incoherente manier en ten tweede gaan zij zonder uitzondering uiteindelijk allemaal failliet.

    Afgaande op het rapport van de BIS, de centrale bank van alle centrale banken, lijkt hij in ieder geval ten aanzien van een aantal landen gelijk te krijgen.

    Landen als Japan, de VS, Groot-Brittannië, Griekenland, Ierland en Portugal zijn hard op weg hun staatsschulden over de kritische grens van 150% van het BNP heen te jagen.

    Japan zit nu al op 200% en de redenen dat de kredietbeoordelaars Japan´s triple A-rating nog niet hebben afgepakt, zijn Japan´s handelsoverschot en het feit dat 90% van de staatsschuld in handen van Japanners is (beide redenen zijn overigens discutabel).

    Vooralsnog ontbreekt de politieke wil om werkelijk harde maatregelen te treffen. Op korte termijn zou dat namelijk de economische groei sterk afremmen en dat komt de herverkiezing van de politici niet ten goede.

    Ook ziet men in landen als Ierland en Griekenland, na pas 1 jaar afzien, de steun voor de noodzakelijke bezuinigingsmaatregelen sterk afbrokkelen. De zittende Ierse regering is afgelopen vrijdag in de verkiezingen weggevaagd!

    Een voorstel van Duitsland om de begrotingsregels verder aan te scherpen is door de meeste andere landen weggehoond. Kennelijk overtreft de pijn van bezuinigen nog steeds de kosten van verdere schuldcreatie.

    Deze weigering om de realiteit in de ogen te zien zet de deur naar een volgende crisis wijd open.

 
Categorie Financieel Advies