Waarom willen we eigen kracht?

Hoe stuur je eigenlijk in het publieke domein? We willen dat burgers autonoom handelen. We willen echter ook dat de maatschappelijke kosten niet te hoog worden. Bijvoorbeeld bij gemeenten (gaat toch om een hoop geld) zien we een gerichtheid op beleidskeuzes, sturingsmodellen, financiering, inkoop en dienstverlening. In 2015 hebben de gemeenten veel taken van het rijk gekregen met als doel: het moet goedkoper, doelmatiger en effectiever. Dit zou moeten worden bereikt door een beroep te doen op de eigen kracht van mensen die hulp nodig hebben en van mensen in de omgeving die hulp kunnen geven.

Die eigen kracht houdt in dat niet alleen taken van het Rijk naar de gemeente worden overgeheveld, maar dat een substantieel deel van het werk verder wordt overgeheveld: naar wijken, naar ontvangers van zorg en hun netwerk. Er is dus sprake van een sturingsvraag rond participatie: gestuurde zelfsturing. Daarbij is sprake van een paradox: het komt uit jezelf, maar het moet ook.

Op naar een netwerksamenleving

eigen kracht

Hoewel er dus participatie gestimuleerd moet worden, wordt dat beperkt door krimpende budgetten en paradoxale ambities: interveniëren versus loslaten. Gemeenten benoemen hun eigen rol als regierol. Ze zien zichzelf sterk in de randvoorwaardelijke sfeer opereren.

Hoe ontwikkelt de samenleving zich? Veel wordt het begrip netwerksamenleving genoemd. Fenomenen als zorgcoöperaties zijn voorboden van een omvangrijker institutionele omwenteling. De oude verticale structuren worden uitgedaagd door nieuwe horizontale structuren. We gaan richting een netwerksamenleving: De essentie van een netwerksamenleving is niet het bestaan van instanties of maatschappelijke knooppunten maar het verkeer tussen die instanties en knooppunten. De beschikbare informatie en communicatietechnologie versterkt het karakter van een netwerk.

Logica van de burger

Als burgers zichzelf organiseren hanteren ze niet de scheidslijnen die voortvloeien uit een verticale structuur: wonen, zorg, welzijn, werk en inkomen, mobiliteit etc. Die opdeling bestaat niet in het omgaan met de problematiek van het dagelijks leven.

Er is sprake van een spanning tussen de logica van professionele organisaties en de logica van burgers. Om die spanning te doorbreken zijn vijf interventies belangrijk: voldoende handelingsruimte, kunnen aanhaken, ‘sense of belonging’, begrenzing en vertrouwen. Dit betekent dat zelforganisatie en de interventies van de overheid losgekoppeld zijn. De netwerksamenleving draagt zorg voor een verschuiving van overheid naar samenleving. Die overdracht wordt versneld door de mogelijkheden die technologie biedt om burgers te ondersteunen.

Literatuur

  • Bressers, D., M. van der Steen en M. van Twist. (2015). Gestuurde zelfsturing. Decentralisaties en participatie in het sociaal maatschappelijk domein. Den Haag: NSOB
  • Huygen, A. en E. van Marissing. (2013). Ruimte voor zelforganisatie. Implicaties voor gemeenten. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut
  • Woldendorp, H. en J. Hoekman. (2019).  De weerbarstige praktijk. Een evolutietheorie van het sociaal domein. Amsterdam: SWP