Vanwege nieuwe pensioenwetgeving moeten alle pensioenregelingen vóór 1 januari 2028 veranderd worden. In enkele gevallen zal de nieuwe regeling worden ondergebracht bij een nieuwe uitvoerder of zal een nieuwe constructie gekozen worden met mogelijk grote gevolgen.

De gevolgen van restitutie

Voor de vergelijking tussen oude en voorgestelde regeling zijn veel punten van belang en hieronder lichten wij de gevolgen van restitutie uit.

  1. NB: in een eerder artikel hebben wij al uitgelegd wat het restitutiebeding inhoudt: https://www.multiraedt.nl/2023/01/13/restitutiebeding-in-de-wet-toekomst-pensioenen-wat-is-dat/

 

restitutieBijna 40.000 (!) pensioenregelingen zijn ondergebracht bij een pensioenverzekeraar (zoals a.s.r., Nationale-Nederlanden, Zwitserleven, Allianz, Centraal Beheer Achmea, etc) waarvan ca. de helft op dit moment al een premieregeling is. Bij de premieregeling wordt enerzijds gespaard voor een pensioenkapitaal dat op de door de deelnemer gekozen pensioendatum wordt omgezet in een levenslang ouderdomspensioen (eventueel i.c.m. een meeverzekerd partnerpensioen) en anderzijds voor een levenslang partnerpensioen dat gaat uitkeren als de deelnemer voor de pensioendatum komt te overlijden, verzekerd op risicobasis.

 

Pensioen is wat dit betreft gemakkelijk: of je leeft op de pensioendatum en de deelnemer ontvangt ouderdomspensioen (en kom je later te overlijden dan ontvangt je partner een partnerpensioen) of je overlijdt voor de pensioendatum en nabestaanden ontvangen levenslang partnerpensioen en tijdelijk wezenpensioen.

 

Gevolgen vroegtijdig overlijden

Een vraag die beantwoord moet worden is wat er gebeurt met het gespaarde pensioenvermogen als de deelnemer voor de pensioendatum komt te overlijden. En dit voor de oude en de nieuwe regeling.

 

  • Afgesproken nabestaandenpensioenen worden levenslang uitgekeerd en het opgebouwde pensioenvermogen valt vrij en wordt aangewend om nabestaandenpensioenen binnen de fiscale grenzen te verhogen;
  • Afgesproken nabestaandenpensioenen worden levenslang uitgekeerd en het opgebouwde pensioenvermogen vervalt aan de pensioenuitvoerder.

 

De gekozen constructies hebben gevolgen:

1a)      De fiscale grenzen zijn beperkt en als het vrijgevallen pensioenvermogen is gebruikt voor aanvulling en er blijft vermogen over, dan vervalt dit restant aan werkgever, aan uitvoerder of aan andere deelnemers;

1b)      Voor een werknemer die geen nabestaanden heeft kan geen aanvulling op de nabestaandenpensioenen worden ingekocht, dus het vrijgevallen pensioenvermogen vervalt geheel aan werkgever, aan uitvoerder of aan andere deelnemers;

Het kan dus voorkomen dat een deelnemer door vroegtijdig overlijden niet de bonus bij leven heeft ontvangen en weinig tot geen nut heeft van de restitutie.

 

2a)      Omdat de pensioenuitvoerder een financieel voordeel kan hebben als een werknemer komt te overlijden voor de pensioendatum (het pensioenvermogen vervalt aan de uitvoerder) wordt maandelijks een zogenaamde bonus bij leven over het opgebouwde pensioenvermogen uitgekeerd aan de deelnemer. De deelnemer loopt risico (pensioenvermogen vervalt) en de deelnemer krijgt hiervoor een vergoeding.

De hoogte is afhankelijk van het berekende voordeel en is voor jongeren hoger dan voor ouderen (de oudere heeft weliswaar een hogere overlijdenskans maar de verwachte uitkeringsduur van het nabestaandenpensioen is korter). Uitgaande van een gelijke premie levert de bonus bij leven tussen de 3% en 5% extra pensioenvermogen en dus ook extra pensioen op en dit is uiteraard de moeite waard.

2b)      Inruilen van de bonus bij leven voor een restitutiebeding geeft alle werknemers die de pensioendatum halen nadeel. Zij missen immers de maandelijkse verhoging van het opgebouwde pensioenvermogen.

 

Hoe om te gaan met wijziging van regeling naar restitutie?

De meeste werknemers zullen het verschil tussen de restitutie variant en bonus bij leven in de juridische stukken niet opmerken. Het is dus van belang dat bij het voorstel dat een werkgever doet aan een werknemer om de pensioenregeling te veranderen volledige informatie wordt gegeven. Dit is, zo blijkt uit jurisprudentie, ook een wettelijke eis.

De werkgever moet dus onder andere laten voorrekenen hoeveel de werknemer op zou gaan bouwen als de oude regeling ongewijzigd zou zijn voortgezet en hoeveel de werknemer naar verwachting in de nieuwe pensioenregeling gaat opbouwen. Er moet immers sprake zijn van goed werkgeverschap.

 

Wat wij nogal eens constateren is dat de administratiekosten wat lager zijn bij uitvoerders die de restitutie aanbieden, maar dat werknemers hiervoor een hoge prijs betalen omdat zij de bonus bij leven missen.

 

Conclusie:

Ondernemingsraden en andere behandelaars van de pensioenregeling moeten dus extra alert zijn als de pensioenuitvoerder wordt veranderd van een verzekeraar naar een premiepensioeninstelling (PPI) of naar een pensioenfonds.

 

November 2023,

Gerard van der Toolen en

Léon Zijlmans AAG